-
1 gage
-
2 security
-
3 bail
n. borg, borgtocht; emmer--------v. borgstaan; hozen; parachuteren vanuit vliegtuig; uit de narigheid halenbail1♦voorbeelden:give bail • borg stellengo/stand/put in bail for someone/something • borg staan/zich borg stellen voor iemand/iets; 〈 figuurlijk〉voor iemand/iets instaanrefuse bail • vrijlating tegen borgtocht weigerenout on bail • vrijgelaten op/tegen borgtocht————————bail21 hozen→ bail out bail out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vrijlaten tegen/onder borgstelling2 in bewaring/onderpand geven→ bail out bail out/ -
4 give as (a) security
-
5 impignorate
v. in onderpand geven -
6 pledger
n. verpander; in onderpand geven -
7 deposit
n. pand, deposito; voorschot; laag (geol.)--------v. deponeren; neerleggen; verdrievoudigendeposit1[ dippozzit] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 onderpand ⇒ waarborgsom, aanbetaling; statiegeld♦voorbeelden:3 money in/on deposit • geld à/in deposito————————deposit2〈 werkwoord〉
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский